beweegspelletjes
Buitenspelletjes.
Baby:
1. Leg de baby’s buiten op de grond. Zorg dat je verschillende leuke speeltjes op het gras hebt liggen zodat de kinderen kunnen gaan ontdekken.
2. Leg verschillende soorten materialen op een mat buiten. Zoals gras en zand. Laat de kinderen het voelen en als ze willen dan mogen ze er doorheen kruipen. Zo bewegen de kinderen en ontdekken ze ook.
Peuters:
1. Je kunt met de peuters naar buiten gaan en de natuur ontdekken. Je kunt met ze ontdekken wat er allemaal buiten te vinden is. Zo zijn de kinderen ook aan het bewegen en tegelijkertijd te ontdekken wat je buiten allemaal kunt vinden. Met de materialen die je gevonden hebt kun je dan weer gaan knutselen.
2. Je kunt met de kinderen buiten een race houden op kleine fietsjes, of je kunt het ook rennend doen.
Kleuter:
1. Je kunt met de kinderen gaan gymen. Je kunt verschillende spelletjes en sporten uitvoeren. Je kunt ook buiten met de kinderen gaan voetballen of klimmen.
2. Je kunt een estafette houden. je maakt groepjes. Je kunt dan verschillende dingen neerzetten waar ze omheen/overheen of doorheen moeten. Het is een wedstrijd dus de kinderen gaan er echt voor.
Schoolkind:
1. Een leuk spel voor het schoolkind is ballontrappen. samen met de kinderen ga je naar buiten. dan bind je bij elk kindje een ballon om het been heen. Dan moeten ze proberen om de balonnen kapot te trappen. Wie als laatste de ballon nog heel heeft die heeft gewonnen.
2. Je gaat met de kinderen in een kring staan. een kind houdt een stok vast midden in de kring. Terwijl hij de stok laat vangen roept hij een naam. Het kindje die geroepen wordt die moet de stok opvangen.
Binnen spelletjes.
Baby:
1. Zorg voor grote vellen papier en verf. Doe een paar grote klodders verf op het papier. Kleed het kindje uit zodat ze alleen nog hun luier aan hebben. leg de kinderen op het papier en de kinderen kunnen gaan ontdekken. Ze vinden het leuk en smeren hun hele lichaam in met de verf. Daarna kun je de kinderen ook in bad doen.
2. Je maakt een voelbord. Zo kunnen de kinderen van alles voelen wat op het bord zit. Van borstels tot lepels. Je kan zelf bepalen wat je er allemaal op maakt.
3. Zet het kindje voor de spiegel. Het kind ziet zichzelf een gaat zichzelf herkennen. Je ziet dat het kind op een gegeven moment ook naar zichzelf gaat lachen.
Peuters:
1. Je gaat met de kinderen in een kring staan. Je zingt het liedje van jan huigen in de ton: Jan huigen in de ton, Met een hoepeltje erom, Jan huigen, jan huigen, En de ton die viel in duigen. het is de bedoeling dat je met de kinderen rond gaan lopen. Als je met een hoepeltje erom zingt buig je met zijn alle naar voren en bij jan huigen jan huigen ook. En als dan het stukje en de ton viel ik duigen komt, dan val je met zijn alle op de grond.
2. Nog een leuke activiteit die je met de peuters kunt doen is nog een liedje zingen. Er zat een klein zigeunermeisje
Huilend op een steentje
Huilend, huilend, helemaal alleen
Sta op, meisje lief en droog je traantjes af
En kies een kindje uit de kring
Die met jou dansen mag
La la la la la la la la la la la la
een peuter gaat op de grond zitten. Je zingt dan het liedje en loopt om je peuter heen. Bij “sta op” staat de peuter op en droogt zijn traantjes af. Hij kiest iemand uit en samen dans je het liedje uit. De andere kinderen dansen dan ook mee.
Kleuters:
1. De wereld op z’n kop. Het is de bedoeling dat de kinderen het tegenovergestelde doen van wat de leider doet. Gaat de leider staan, dan blijven de kinderen zitten, gaat de leider lachen, dan gaan de kinderen huilen etc. zo kun je dat natuurlijk ook doen met alleen bewegingen die ze moeten maken, dan zijn de kinderen ook goed in beweging.
2. Dansen in de spiegel. Alle kinderen gaan met zijn 2e staan. je zet muziek aan en het ene kind maakt een beweging. Het andere kind doet dat dan precies na. Na een tijdje mag het andere kind bewegingen gaan maken.
Schoolkind:
1. Je kunt met de kinderen naar de gymzaal gaan, en dan ga je apenkooi spelen. Dat is een heel parcour door de gymzaal met alle attributen (bok,paard,wandrek,banken enz) een groep is aap en de andere groep gaat de apen vangen. De apen kregen ‘n lint achterin de broek en als die word afgepakt ben je af.
2. je legt zakken klaar voor de kinderen, en dan mogen ze gaan zaklopen. Je kunt ook wedstrijden doen.